Marc ontmoet: Giel de Wit

Marc ontmoet: Giel de Wit

marc ontmoet

“Een biertje kostte 35 cent.”

De Wijk De Wereld trekt dit jaar de Oosterparkwijk in, van alle Groninger wijken toch wel de meest Groningse. Het was een tuindorp, een stadswijk met een dorps karakter, en bedoeld als antwoord op de toen nog talrijke verpauperde arbeidshuisjes in het centrum van de stad. De armen moesten uit het stadsbeeld, om kort te gaan. Maar ze kregen er ook iets voor terug, echte huisjes met alle voorzieningen. Marc Knip gaat op bezoek bij mensen die hier al een groot deel van hun leven wonen en probeert zo achter het DNA van de wijk te komen.


Als je door de Kamperfoeliestraat loopt en het zonnetje schijnt, dan heb je grote kans dat je Giel de Wit (1938, Groningen) voor zijn huis ziet zitten, pretoogjes, pet op en een kop koffie voor zich. Weliswaar geboren in De Oosterpoort, maar via persoonlijk ingrijpen van de legendarische Fré Meis kwam hij in 1970 met zijn vrouw Alie in de Oosterparkwijk terecht. “Hé ouwe!”, roept een fietsende voorbijganger naar Giel als ik tegenover hem ga zitten in zijn voortuintje. Het zal niet de laatste zijn die hem groet tijdens het gesprek.

“Ik ben geboren in De Oosterpoort, aan het Winschoterdiep, als achtste van tien kinderen. Ik had vijf broers en vier zussen. Mijn vader had een klompenmakerij en elke morgen om 5 uur, in de weekends en doordeweeks na school moet ik hem meehelpen. Niet dat hij daar waardering voor had, mijn vader was een stugge Fries uit Zwaagwesteinde, een vreselijke man. Geen idee waarom hij zoveel kinderen wilde, hij zei nooit een aardig woord en sloeg er vaak op los. Mijn moeder was een lieve vrouw, ik weet niet waarom ze haar hele leven bij hem is gebleven. Op mijn twaalfde stopte ik met school en ging ik in de leer bij tegelzetter Hielkema. Zo hoefde ik wat minder vaak thuis te zijn. ”

Militaire dienst
“Toen ik achttien was, moest ik in militaire dienst. Ik werd gestationeerd in Breda. Ik het begin ging ik in de weekends naar huis, maar ik verzon steeds vaker een smoes om in Breda te blijven en zo mijn vader te ontlopen. Toen mijn diensttijd erop zat en ik me weer thuis meldde, stond mijn vader alweer klaar met zijn gebalde vuisten. Ik zei: ‘De Wit, zo noemde ik hem, als je nog één keer een vinger naar me uitsteekt, breek ik je armen en je benen.’ Hij heeft me nooit meer aangeraakt. In Breda was ik een man geworden. Na de dood van mijn moeder heb ik geen contact meer met hem gehad, tot twee jaar voor zijn dood. Met mijn broer Anton ging ik bij hem langs. Ik vroeg hem of hij me de hand wilde schudden, maar dat weigerde hij. We hebben ons omgedraaid en ik heb hem nooit meer gezien. Ik ben ook niet naar zijn begrafenis geweest.”

“Ik kwam in die tijd vaak in de Oosterparkbar van Josje en Hans, een stel uit Leiden. Of anders zat ik in De Kroeg van Dientje aan de Reitemakersrijge. Een biertje kostte daar 35 cent en ik verdiende een tientje per dag bij de tegelzetterij. Giel, zei ze, hier is jouw gulden vier biertjes waard, haha. Goede tijden. Op een avond ontmoette ik daar Alie en we raakten aan de praat. Van het een kwam het ander en we trouwden niet veel later. Zij was 20 en ik 23, we waren er vroeg bij. We vonden een huis in de Verlengde Nieuwstraat. Ik werkte in die tijd als een beer, elke dag op de tegelzetterij en in de weekends en ’s avonds bijbeunen. Alie was huisvrouw en ik mocht niets doen van haar in huis. Onze woning was niet in al te beste staat, we konden door de kieren zo de gang inkijken. Ik kreeg het aanbod om het huis te kopen, maar Alie wilde per se terug naar de Oosterparkwijk, waar ze geboren was. Dat was alleen onmogelijk zonder de juiste contacten.”

Fré Meis
“Mijn vader kende Fré Meis, als mede-communist. Meis hield in die tijd spreekuren in de stad en ik kon er zo maar langsgaan. Hij zat daar in een soort woonhuis achter zijn bureau, in de slaapkamer kon je dan een nummertje trekken en wachten op je beurt. Toen ik tegenover hem ging zitten, zei hij: ‘Hé, ben jij er niet één van Job de Wit?’ Klopt zei ik en legde hem uit wat onze situatie was. ‘Over twee weken heb jij een nieuwe woning’, zei Meis en verdomd, we konden bijna gelijk dit huis aan de Kamperfoeliestraat betrekken. Begin 1970 zijn we verhuisd.”

“Alie was een goede vrouw, we hadden het fijn samen. We hebben twee dochters gekregen, Tineke en Jolanda, ze wonen allebei redelijk in de buurt. Inmiddels ben ik ook opa. Ik ben mijn hele leven tegelzetter geweest en heb voor acht bazen gewerkt. En natuurlijk de nodige klusjes tussendoor, dat is mijn appeltje voor de dorst geworden. Ik voetbalde en deed aan judo en boksen. Ik wilde heel graag wat van de wereld zien, maar Alie wilde niet in het vliegtuig of de trein, dus dat betekende dat we 25 jaar lang op dezelfde camping in Appelscha hebben gestaan. Als we daar aankwamen, ging Alie naar de Bingo en ik naar de bar. Alie is haar hele leven Nederland niet uit geweest.”

De wereld zien
“In juni 2003 ging ik met pensioen en maakten we plannen. Maar Alie had altijd al een zwakke gezondheid en rookte als een schoorsteen. In augustus van datzelfde jaar zaten we samen op de bank, ik hoorde een zucht en dat was het. Ik was net twee maanden met pensioen en weduwnaar. Ik was er kapot en liep letterlijk met de gedachten rond om er een eind aan te maken. Maar toen ik er een beetje bovenop was gekrabbeld, besloot ik alsnog om de wereld te gaan zien. De afgelopen twintig jaar heb ik reizen gemaakt naar Spanje, Rusland, Italië, Indonesië, Canada, Amerika, noem maar op. Inmiddels gaan mijn ogen heel erg achteruit en loop ik met een rollator, ik ben bijna 84. Dus het reizen zit erop.”

“Maar ik vermaak we wel hoor, hoewel de buurt wel erg veranderd is. Vroeger kende ik bijna iedereen in de straat, maar nu heb ik hier niet zoveel contact meer. Ik vond het vroeger allemaal wel gezelliger, moet ik eerlijk zeggen, in de lente en de zomer was iedereen buiten en we kwamen veel bij elkaar over de vloer. Alie woont inmiddels weer bij me in. Ze stond daar met haar urn in de Selwerderhof achter een vies ruitje, niemand die het eens schoonmaakte of verzorgde. Dus toen ze een tijdje geleden de prijzen verhoogden en ik ze vroeg waarom, hadden ze geen antwoord. Toen heb ik Alie weer mee naar huis genomen, kijk daar staat ze, in de hoek. Soms praat ik nog gezellig met haar.”

Marc Knip (Weesp, 1963) is tekstschrijver, fotograaf en stemacteur. Hij is sinds de jaren negentig mede-eigenaar van een redactiebureau in de theater- en muziekwereld. Als fotograaf houdt hij zich het liefst bezig met documentaire projecten. Momenteel werkt hij aan een boek over Groningse ouderen die hun hele leven in hetzelfde dorp zijn blijven wonen. Marc is al vier jaar aan De Wijk De Wereld verbonden.

Dit artikel hoort bij het project:

DWDW Oosterparkwijk

De Wijk De Wereld is terug! Voor de vijfde keer neemt een wijk uit Groningen de schouwburg over. Dat kan na twee corona-jaren eindelijk weer volle bak en dat is maar goed ook. De achterburen van de schouwburg staan namelijk te popelen om van zich te laten horen in het mooiste theater van de stad. Welke achterburen? De enige echte Oosterparkers natuurlijk!

Verder lezen
DWDW Oosterparkwijk
Oosterpark

Meer in deze categorie marc ontmoet

Nieuwsoverzicht